De oorlog 1914-1918 was voor de fanfare een ware ramp. Instrumenten en andere uitrustingsstukken werden beschadigd of raakten zoek.
Niemand had kunnen vermoeden dat de bezetting zolang zou duren.
Karel Volders, de toenmalige kassier, wou “ter oorzaken van den oorlog en volgens Reglement” het geld veilig stellen.
Hij plaatste de somme van 484,97 frank op de spaarkas op naam van de Ondervoorzitter Franz Aumann in de maand april 1917”.
Alhoewel de repetities en de solfègelessen tot betere tijden waren uitgesteld, hield men toch contact met de leden.
Telkens er een erelid stierf moest Frans Vanmol allen een briefje bezorgen met het verzoek de begrafenis en zielmis bij te wonen.
Henri Jamar

Eerwaarde Heer De Wit zag met lede ogen naar de vele biertractaties die in de schoot der fanfare werden gehouden. Hij die zorgde voor de toelage van “de Matigheidsbond”, zou een voordracht houden over het “alcoholisme”. Dit geschiedde tijdens de algemene vergadering van 14 februari 1914.