|
Gilkens Leonard |
Clerckx Ferdinand |
|
Theunis Alphonse |
Clerckx Leopold |
|
Porters Clement |
Libaers Louis |
|
Ariën Joseph |
Theunis Henri |
|
Wouters Charles |
Smeuninx Theophile |
|
Huygen Benoit |
Peeters Leonard |
|
Reynders Henri |
Bomans Benoit |
|
Verelst Louis |
Vanseir Alexandre |
|
Er waren 34 ereleden: |
|
|
Vanseer Joseph |
Rynders Jean-Mich |
|
Grieten Jan |
Tierelieren Louis |
|
Ariën Edmond |
Huygens Victor |
|
Bervoets Romain |
Vanhoudt Louis |
|
Aumann François |
Westerlinck Emile |
|
Ariën Pierre |
Vanseer Alexandre |
|
Vertessen Henri |
Wils Leo |
|
Clerckx Pierre |
Moons Jean |
|
Indekeu Jacques |
Gaethofs Louis |
|
Vanroy Hubert |
Postelmans August |
|
Libaers Sev. |
Theunis Jean |
|
Wils Louis |
Theunis François |
|
Demolin (doktoor) |
Gilkens Edouard |
|
Huybrechts François |
Sneyers Joseph |
|
Jans Henri |
Monsieur le Vicaire Maes |
|
Convents Louis |
Vanderheyden Felix |
|
Bosmans Henri |
Jan Ooms (notaire) |
De eerste directeur was de Palenaar Leonard Gilkens. Zijn vakkennis en toewijding waren een voorname factor van het behaalde succes tijdens de eerste maanden.
Het werk der eerste maanden
Er was heel wat voorbereidend werk. Het driemanschap Gilkens-Aumann-Vanhoudt had de handen meer dan vol. Als lokaal koos men de ruime bovenzaal van het gemeentehuis. In de “Uitgaven der Sociëteit 1870”, rubriek “Blijvende gereedschappen”, lezen we dat Louis Van Elst, schrijnwerker te Paal, gelast werd met het leveren van een hanglamp, het vervaardigen van een staande bord, drie “pupiters” voor de muzikanten, een stoel voor de dikke trom en een lessenaar voor de directeur.
Intussen gaf directeur Leonard Gilkens tweemaal per week les in notenleer. Hiervoor gebruikten zijn leerlingen de “Groote Methode”. Om tijdig klaar te zijn bestelde hij nog vóór einde maart muziekboekjes en -papier alsook een “Pas Redoublé”. Hij verkreeg toestemming van het bestuurscomité een omhaling te doen voor de aankoop van de dikke trom, de kleine trommel en de cimbalen. En terwijl enkele mannen van goede wil zich gelasten met het inzamelen van geld, bestelden de directeur en de muzikant Alfons Theunis, per “dépêche” en bij gewone zending te Parijs en te Brussel het ontbrekende slagwerk. Pas op 10 juli kwam de rekening:
Grosse Caisse 95,00
Caisse Claire 35,00
Cymbales 80,00
Voegen we hierbij nog 16 F voor verzendingskosten der dikke trom en 7,50 F vooor perkamentvellen bestemd voor de trommelaar. Nergens wordt vermeld of de omhaling het bedrag van deze aankoop kon dekken.
En de koperen blaasinstrumenten ? In gans de boekhouding geen enkel spoor van betaling. Was het een gift van een persoon die onbekend wenste te blijven ? Kwamen ze als tweedehandse speeltuigen van een ontbonden vereniging ?
Wat er ook van zij, met zekerheid kunnen we zeggen dat de muzikanten einde mei zo ver gevorderd waren dat de “Muziek Sociëteit, de Fanfaren van Pael” begin juni haar eerste uitstap hield. Pieter Bervoets, de drager der grosse caisse, ontving hiervoor 0,80 F. Nog vóór 10 juli had men hem een kussentje bezorgd om de dikke trom te dragen. Het kostte aan de sociëteit 0,40 F. Op 16 oktober betaalde men Bervoets nogmaals 3,40 F voor drie uitstappen die intussen werden gehouden.
Alles scheen naar wens te verlopen. De muzikanten hadden hun uiterste best gedaan en de commissie was blijkbaar zeer tevreden. Men mocht fier zijn over de bereikte resultaten. Het voorstel, het jaar te besluiten met een algemeen feest, werd met vreugde begroet en eenparig goedgekeurd.
Dadelijk werd S. Vervoort gelast twee vaten bier te halen. Louis Van Elst zorgde voor petroleum en “bougie-kaarsen”. Jan Meyen leverde twee hespen, samen ruim 18 kg. Karel Wouters, bakker en winkelier, Frans Clerckx en Severinus Libaers zorgden voor een hoeveelheid broden.
Bij kaars- en lamplicht werd er de avond van maandag 19 december 1870 in de zaal van het gemeentehuis “duchtig” gefeest. Alle aanwezigen, muzikanten en commissieleden, deden zich te goed aan het wittebrood, de smakelijke hesp en het koele gerstebier dat men had te beste gegeven.
Al was de kastoestand voor 1870 niet bijster gezond - er was een tekort van 20,37 F - toch was men vast besloten in eendrachtig samenwerken, verder te gaan op de ingeslagen weg.
Directeur Gilkens leefde voor zijn fanfare. Hij hield twee repetities per week voor de muzikanten, gaf twee lessen in notenleer aan jongere kandidaten en hield zich bovendien nog onledig met het binden der muziekboekjes, waarvoor hij zich een “galope” aanschafte. Onder zijn bestuur bouwde men in januari 1871 reeds een “kioske” op het marktplein. Hij werkte steeds gans belangloos. Per jaar aanvaardde hij slechts 60 F als bestuursvergoeding, al had de commissie hem 100 F toegekend. Had hij te veel van zijn krachten gevergd om het peil van zijn maatschappij steeds hoger op te voeren ? Nadat hij de vergoeding voor het eerste trimester 1871 aan de kas had geschonken, nam hij begin maart ontslag. Ieder betreurde het heengaan van de man die de fanfare in de moeilijkste omstandigheden had tot leven gebracht. (H. Jamar)
(ingekleurd) beeld van het evenementenplein, vóór WO1: centraal de kiosk, links het dodenhuisje en het gemeentehuis. Merk verder op: onze Christus aan de kerkmuur en het praalgraf van Bogaerts.
Algemeen scheen men van oordeel te zijn dat het bestuur van de “Muzieksociëteit, De Fanfaren van Pael” in goede handen was. Dit wekte een groot vertrouwen bij de inwoners. Met vreugde zagen de leiders de inschrijvingen toenemen. De muzikanten moesten ouder zijn dan 15 jaar en de ‘mambers’ hoorden zowat tot alle standen. Werden als uitvoerende leden ingeschreven: