Intussen waren er in de naburige dorpen fanfarekorpsen opgericht. Ze schenen meer belangstelling te wekken dan de reeds bestaande zangkoren. De stichting schommelde tussen 1848 en 1867. Sommige hadden een uitgesproken politieke kleur of droegen een Franse naam. Zij werden uitgenodigd op festivals, dorpsfeesten en muziekwedstrijden zowel in steden als in dorpen van enige betekenis. De prijzen die deze korpsen mochten verwerven, de lof die hen werd toegezwaaid, werden druk besproken door de liefhebbers en beoefenaars der “edele conste”.
Ook te Paal had dit alles zijn weerslag. Notabelen vergaderden en het woord kreeg vorm en groeide reeds in verhalen: te Paal wordt een fanfare gesticht en die en die nemen de touwtjes in handen … Behalve bij enkele zwartkijkers – waar treft men ze niet bij dergelijke gevallen – vonden de opgewonden gesprekken gehoor bij de grote massa. Weldra was het een feit.
DE FANFARE GESTICHT
Op zondag 30 januari 1870, om 3 u namiddag kwamen in het schoollokaal 35 personen samen met het doel te Paal een “muzieksociëteit” te stichten. Wie van de promotors de vergadering toesprak, vermeldt het verslag niet. Al de aanwezigen echter moesten erkennen “dat de taak zeer moeilijk was”. Zij waren “nochtans overtuigd dat met tijd en vlijt, en indien alle gegoede en invloedhebbende personen de handen ineen slaan en samenwerken om het doel te bereiken, het niet onmogelijk is een muzieksociëteit in de gemeente tot stand te brengen.” Verder kwamen ze overeen “dat de sociëteit zal bestuurd worden door een commissie, bestaande uit negen personen, waarvan geen muzikant zal mogen deel maken”.
Bij geheime stemming werden de leden van de commissie verkozen. Het waren de heren: Jan Grieten, Frans Aumann, Louis Vanhoudt, Frans Theunis, Pieter Clerckx, Hendrik Vertessen, Jaak Indekeu, Victor Huygens en Jan Moons.
Deze bestuurscommissie trok zich even terug om het bureel te vormen. Jan Grieten werd voorzitter, Frans Aumann secretaris en Louis Vanhoudt schatbewaarder. Dit bureel werd gelast met het opstellen van het reglement. Om 16u30 eindigde deze heuglijke vergadering. Dankzij het enthousiasme en de dienstvaardigheid van deze mannen van het eerste uur, zou de vereniging, na een wankel begin, uitgroeien tot een machtige instelling waarover Paal terecht fier mag zijn.
Reeds ’s anderendaags was het reglement klaar. Op 6 maart werd het aan de goedkeuring van de bestuurscommissie onderworpen. Het bepaalde de juiste richting van het streven van de mannen van het eerste uur. Vooral werd de nadruk gelegd op het eendrachtig samenwerken. Immers, “eendracht weze de beschermster dezer maatschappij”, aldus luidde het eerste artikel. Strenge hand werd gehouden aan orde en tucht. Vooral de muzikanten hadden zware verplichtingen wat betrof het bijwonen van de herhalingen en de behandeling van de instrumenten. Betaalden de ereleden 6 F, de bijdrage der uitvoerende leden was bepaald op 4 F per jaar. In de loop der jaren werden de voorschriften meermalen aangepast naargelang tijd en omstandigheden dit vereisten. Reeds op 1 april 1871 besliste de gemeenteraad “d’autoriser la formation de la société à charge de se confomrer au dit règlement …”.
(uit: '100 jaar Harmonie Paal', Henri Jamar)
Onderstaande foto: het zangkoor, vermoedelijk ergens in de jaren '20 van vorige eeuw. Achtergrond: het café op de hoek van de Heldenlaan en het evenementenplein, waar nu het Labyrinth is. Foto met dank aan Maurice Briers. Dezelfde foto vonden we ook in bij juf. Mariette Dillen, daarop aangeduid de man uiterst rechts als Jozef Dillen, haar vader. André Luyten identificeerde de man uiterst links als meester Marx, de man rechts met de medaille zou burgemeester Convents zijn.

Het Voorspel