Beringen dacht er niet aan om daar verandering in te brengen omdat de “Buiting” met zijn 4 gehuchten niet alleen 2/3e van het grondgebied van de parochie uitmaakte maar dientengevolge ook 2/3e van alle kosten moest betalen die Beringen maakte.
Op gemeentelijk vlak was dat niet anders.
Indien de Buiting een zelfstandige parochie zou worden, zou het volk van de Buiting gesterkt worden in zijn drang om ook een eigen gemeente te vormen, los van Beringen, zo werd geredeneerd.
Waar moest het dan met Beringen naartoe? Beringen was immers oorspronkelijk een versterkte, ommuurde stad, die o.a. de noord-west flank van het Prinsbisdom Luik moest verdedigen. Wie zou de kosten van de stad blijven betalen?
De Private Raad van het prinsbisdom Luik, een bestuursorgaan naast de prinsbisschop, verzette zich dan ook, zoals de parochie en de gemeente Beringen, tegen de afscheiding van een Buitingse parochie van Beringen.
De brand die de kerk van Beringen in de as legde maakte een afscheiding financieel nog ondraaglijker voor Beringen.
Toen de kerk heropgebouwd werd in 1654 en versierd werd met het (huidige) houten meubilair vlogen de kerkkosten in Beringen de pan uit. Wie denkt ge dat de kosten van heropbouw en verfraaiing van de kerk in hoofdzaak moest betalen? Je mag 2 keer raden.
Ook de pastoor van Beringen zou bij een afscheiding financieel averij oplopen. De koster zou achteruit boeren enz.
Voeg daarbij de mentaliteit van de doorsnee burger en gelovige in de laten middeleeuwen schrijft Cyriel Brockmans: ’t Was altijd zo geweest en moest dus ook zo blijven.
Ten slotte voelde het “stadsvolk” van Beringen, met hun (in Paal gepercipieerd)meerderwaardigheidsgevoel t.o.v. de “boerkes” van de Buiting, zich sterk en gesterkt zowel bij de hogere kerkelijke overheden in Luik als in Rome.
De “humuslaag” waarin het verzet van Paal kon gedijen, werd van jaar tot jaar dikker…
André Luyten