Niet alleen de fanfare, doch ook andere verenigingen maakten een moeilijke periode door.
De zangvereniging, meestal “choeur” genoemd, was evenals de andere bedreigd door het opkomend flamingantisme en het groeiend politiek bewustzijn. Ondanks het feit dat men einde 1937 sprak “over het opkomen van een nieuwe fanfaremaatschappij”, besloot het bestuur “zeer kalm te blijven en al te doen wat mogelijk is om onze muzikanten te behouden”.
Begin 1938 werd een nieuw lokaal gehuurd tegen 2000 frank per jaar bij Louis Moons. Er was elektrische verlichting en het bood bovendien nog het voordeel dat men op feest- en kermisdagen zelf de drankgelegenheid kon uitbaten. Op 27 januari 1938 was er een algemene vergadering in de zaal van het Patronaat. Niet minder da 175 ere- en uitvoerende leden waren aanwezig.
Directeur Modest Dillen werd beloond om zijn ijver en flink in de bloemetjes gezet.
De commissie besloot bovendien hem 500 frank jaarlijkse vergoeding toe te kennen voor het houden der repetities en het geven van lessen in notenleer.
Henri Jamar
Het 'tweede muziek', de concurrerende fanfare "Willen is kunnen", geïnspireerd door de Vlaamse beweging en ontstaan uit het zangkoor, telde heel wat aanhang. Tijdens de oorlog raakten verscheidene leden gecompromitteerd door collaboratie met de Duitse bezetter, na de oorlog werd ze opgeheven.
