- Alle muzikanten moeten de begrafenis bijwonen;
- Men zal telkens het lijk afhalen op de gewone plaatsen en de dienst bijwonen;
- Men zal “het lijk vergezellen tot in het graf”.
Meester Aumann haalde eer van zijn werk. De massa had weer vertrouwen in “Hoop in de Toekomst”.
Op 27 april 1884 werd beslist geen nieuwe ereleden te aanvaarden “vooraleer dat het getal merkelijk zal verminderd zijn, hetzij door afsterven of aftreding”.
Een zeer onfortuinlijke uitstap volgde op 7 september 1884, toen de fanfare, vergezeld van “het grootste gedeelte der eere leden” te Brussel ging “manifesteren ten voordele van de Schoolwet”.
De stoet, meer dan 80.000 man tellende werd aangevallen door andersdenkenden.
“Paal werd tot driemaal toe uit de stoet geslagen. Verschillende leden zijn gekwetst geworden, de grote trommel in stukken gesmeten alsook onze cartel, verschillende instrumenten en de overige merkelijk beschadigd.
De muzikanten en ereleden zijn verplicht geweest op het spoedigste mogelijk de stad te verlaten. Het grootste gedeelten hebben denzelfden dag nog kunnen huiswaarts keeren, de anderen hebben elders moeten overnachten
De drager der grosse-caisse werd voor die dag beloond met 5 frank en het herstel van het slagwerk kostte 21,45 frank.
Ondanks de vele onkosten kon kassier Hendrik Hoydonckx zich verheugen.
Hij had voor het jaar 1884 nog een batig saldo van 198,77 frank.
Henri Jamar
